
Een processor word ook wel de centrale verwerkingseenheid (C.V.E.) of Central Processing Unit (C.P.U.)genoemd en is het hart van elke computer. De processor is een stuk hardware in een computer dat instaat voor basisbewerkingen en -controle bij het uitvoeren van programmacode.
De snelheid van de processor is van cruciaal belang voor de prestatie van de computer.
Elke processor is anders, maar wel beter dan de vorige. Als een programma met een oudere processor draait, loopt het ook wel op computers met nieuwere processoren. Maar andersom lukt dat niet altijd.
De CPU zit meestal m.b.v. een slot of een socket op het moederbord vast, maar tegenwoordig zit hij ook wel op een speciale insteekkaart.
Een processor is voorzien van een koeling, omdat het behoorlijk wat warmte produceert. Meestal is dit een aluminium gietstuk bestaande uit een plaat met daarop een groot aantal uitsteeksels.
De processor bestaat uit een aantal onderdelen:
- de rekenkundige en logische eenheid (ALU = arithmetic and logical unit);
- een aantal registers;
- de besturingseenheid (CU = control unit).
De rekenkundige en logische eenheid voert rekenkundige bewerkingen uit, bijvoorbeeld het optellen van twee getallen.
Ook vergelijkt het waarden, er wordt dan bijvoorbeeld gekeken of het ene getal groter is dan het andere. Het vergelijken doet de logische eenheid.
De registers zijn tijdelijke opslagplaatsen voor gegevens en instructies.
De eerste processoren hadden maar heel weinig registers. Er was maar één register waar een uitkomst in bewaard kon worden, dat werd de accumulator genoemd.